Dynamische systemen
De start is triviaal, het einde een climax - een stijlfiguur dat de schrijver maar al te goed kent. Het begint met een vonkje in het brein - een trivialiteit nog - het eindigt met een waardevermeerdering. Het is wiskunde, niks anders: optellen, vermenigvuldigen, exponentiële groei, differentiaalvergelijkingen en climax. Zoals de flappende vlindervleugel in Brazilië die de orkaan in Texas veroorzaakt; trivialiteit tot climax.
Waar zal de auteur starten? Hij kan naar buiten lopen, de deur op slot draaien, glimlachen om het fluitende vogeltje dat telkens op dezelfde tak zit, het trappetje aflopen, zich ergeren aan die ene losse tegel op het trottoir en in zijn auto stappen - zes acties die hun trivialiteit hebben verloren. De schrijver is zich hiervan bewust. De observatie is essentieel. Het observeren en het registreren. Hij doet beide.
De man draait de straat op en rijdt richting de snelweg. Daar verblijft hij dertig minuten, wordt ingehaald door auto's en passeert zelf ook drie voertuigen. Vervolgens verlaat hij de weg via een afslag. Het blauwe verkeersbord met de onleesbare sticker valt hem op, ook het stoplicht dat lang op rood staat, zelfs de muziek waar hij zich aan stoort - zozeer dat hij de zender verandert. Het zijn onbelangrijke gebeurtenissen, hij transformeert ze naar belang.
De auteur heeft zich al vaker afgevraagd wat de waarde van zijn woorden is. De mens leeft in verhalen. Ze kunnen niet zonder. Hij heeft aan den lijve ondervonden dat dit verkeerd kan aflopen. Dit heeft hem aan het schrijverschap doen twijfelen. Om die reden heeft hij zich afgevraagd of hij degene is die trivialiteit behoort om te zetten tot iets zinnigs. Of hij wel zoveel invloed wil hebben.
Hij geeft wat meer gas, het oranje stoplicht springt op rood als hij eronder door rijdt, de radio zet hij uit. De telefoon gaat over. Twee opties ontstaan: als hij al rijdend opneemt verandert er wederom iets, evenals wanneer hij de auto aan de kant zou zetten en dan pas opneemt. Het is zijn uitgever die belt. De auteur neemt via de handsfree op en verklaart dat hun gesprek geregistreerd wordt en een waardevermeerdering zal krijgen. De uitgever begrijpt het niet, wat logisch is, hij weet niet dat de schrijver in een of andere registratiewereld is beland. De uitgever vindt de schrijver verward overkomen.
Nadenken over de constant voortjakkerende transformatie wordt de auteur ineens te veel. Zijn oog zenuwtrekt, alsof er een stop in zijn hersenen springt; zijn gedachten struikelen over de analyse van 'de trivialiteit' - deze deelt en kopieert zichzelf bij iedere pennenstreek. Zoals het Droste effect, waarbij hij naar zichzelf kijkt, het opschrijft, daar weer naar kijkt en in een oneindige lus de teksten en de acties naar elkaar laat verwijzen; Escher had hier ook een handje van. Niet nadenken is de enige oplossing, denkt de auteur. De telefoon heeft hij al neergelegd - is er zelfs nooit geweest. Niet nadenken. Niet nadenken.
Zoals bij een videogame waar de spelwereld alleen bestaat als het hoofdkarakter er naar kijkt, ontstaat er een wereld van waarde, van opmerkelijke objecten en handelingen overal waar de schrijver zijn blik op richt of zijn gedachten over laat gaan. Hij zucht gespannen, zijn handen zweten, hij klampt het stuur krampachtig vast. Op de kilometerteller ziet hij dat hij veel te hard rijdt. 'Veel te hard,' roept hij. 'Ik rijd veel te hard!'
De transformatie kan hij niet tegenhouden.
Verder lezen?