Het elementaire deeltje -
Hoofdstuk I

Het regende minuscule metalen kubusjes, niet veel dikker dan een haar. Gewelddadig en kurkdroog. Er was niet meer dan een armlengte te zien en de neerslag prikte op de huid als een slapende arm. Gib had zich in deze ruimte afgezonderd om te ontsnappen aan zijn collega’s. Iedereen was in een staat van euforie. Een heel vervelende euforie. Zijn onderzoeksteam had net daarvoor de ontdekking van het nieuwe elementaire deeltje officieel bevestigd.

Het partikel dat ze bijna vanuit het niets, en misschien wel per ongeluk, ontdekt hadden. Het was zelfs een tikkeltje absurd te noemen dat het vanuit de koker van hem en zijn team was gekomen; het onderzoeksgebied waar hij in gespecialiseerd was, hield zich helemaal niet bezig met de bouwstenen van het heelal, en zeker niet met dit, in zijn ogen, onbenullige deeltje. Het kan dan ook wel een onmiskenbaar toeval genoemd worden dat ze hier op stuitte; eenhoorns hebben een grotere kans het levenslicht te aanschouwen door een bronstig onderonsje tussen een paard en een neushoorn, dan deze uitslag in hun computermodel. Een kans van 10x-11 had Hector grondig berekend. Op het randje van praktisch onmogelijk dus.

Hij wist nog niet zo zeker of hij blij was met de ontdekking. Natuurlijk, elke nieuwe ontdekking was belangrijk, maar om eerlijk te zijn was hij nogal lui van aard en dit betekende voornamelijk veel verantwoordelijkheid. En die verantwoordelijkheid wilde hij liever op de schouders van anderen hebben, niet op de zijne. Eigenlijk had hij stiekem altijd gehoopt te kunnen profiteren van zijn proefschrift. Desondanks dat die alweer twintig jaar geleden was geschreven, het was indertijd goed ontvangen; als hij het slim had gespeeld had hij het uit kunnen zingen tot zijn pensioen. Deze ontdekking veranderde dat alleen, vervelend genoeg, volledig. Hij moest nu echt zijn best gaan doen, daar had hij voornamelijk het meeste moeite mee. De hele wereld zou over zijn schouder mee gaan zitten loeren, kritisch en met hoge verwachtingen. Dat was wel het laatste wat hij op dat moment wilde.

Hector was bijna uitzinnig. Je zag het in heel zijn houding. Waarschijnlijk hoopte hij op een uitroep-vector achter zijn naam. Toen de uitslag bevestigd werd, krulde zijn lippen tot een bijna diabolische glimlach. ‘Ben je niet enthousiast, Gib?’, sliste hij tussen zijn tanden door.
Gib vond het niet de juiste tijd om eerlijk te zijn over zijn gevoelens. Niet tegenover hem. Niet tegenover niemand. Dit zou namelijk niet goed uitkomen, en eigenlijk, zou hij keihard door de mand vallen. Wijselijk hield hij daarom zijn mond en zei misschien iets te enthousiast: ‘Natuurlijk Hector, extatisch!’

      De contradictie van deze bonte woordenschat en zijn overduidelijk gereserveerde lichaamstaal zorgden voor een korte frons op het hoofd van de onderzoeker. Hector wist zich even geen houding te geven, waarschijnlijk had hij het idee dat zijn baas hem een beetje belachelijk maakte.
      ‘Mooi’, antwoordde hij bedenkelijk.

Tegenwoordig was de maatschappij zo allejezus veel veranderd dat op het vlak van wetenschap ieder ding met een verrekkens groot vergrootglas werd geanalyseerd, vond Gib. Toen hij startte met zijn beroepspraktijk was dat nog niet het geval. Natuurlijk had het beroepenveld al de complete aandacht van de wereld, daar was niet omheen te redeneren, maar dat kwam omdat het toen een aantal uiterst vruchtbare decennia waren. Sinds een paar jaar was de grafiek alleen langzaam afgebogen naar een minder exponentiële groei. Wat heel logisch was. Het moest een keer ophouden, je kon niet altijd blijven groeien. De media bleef zich alleen tot vervelends aan toe en populistisch afvragen: ‘Waar is de wetenschap tegenwoordig gebleven?’
      Nou, dat kon hij je vertellen: verrijkt met fondsen en flink verwend, dát was er met de wetenschap gebeurd. Momenteel moest je om geld te verdienen niet meer kiezen voor de financiële wereld, maar voor het wetenschappelijke veld. Zonder twijfel. Hier kon hij over meepraten. En niet zo’n beetje ook. Zijn werkgever, Bioparttm, trouwens ook. Met de achthonderd medewerkers van het bedrijf in Zaventem - daar nog niet eens Hamburg, Kiev en Hangzhou bij opgeteld - kwam je op een paar duizend werknemers internationaal. Een goed geoliede machine, al zeiden ze het zelf: ‘Als u binnenloopt in ons lab spat de bedrijvigheid er van af. U snapt meteen waarom ons bedrijf zo’n hoge kwaliteit aflevert. Wetenschap op zijn schoonst!’
      Verkooppraatjes voor de geldschieters. Niks dan leugens.

Was er nog tussenuit te komen? Was de uitkomst wel juist? Hadden ze misschien niet iets over het hoofd gezien? Was het echt wel correct allemaal? Gib wist het antwoord maar al te goed. Ze hadden het al meerdere keren getest; het was er gewoonweg. En het ging niet meer weg. Nu niet en nooit niet.

      Hij zag de consequenties al aan de horizon opdoemen. Als hoofdonderzoeker zou hij overal uitleg moeten gaan geven over de ontdekking. Wat voornamelijk betekende dat hij weer ellenlang hetzelfde uitgekauwde verhaal moest gaan ophangen. Net op het moment dat hij had besloten om het rustiger aan te gaan doen, om meer tijd voor andere dingen in te gaan plannen. Leukere dingen. Alhoewel hij nog niet helemaal had uitgevogeld wat dat dan zou moeten gaan zijn, hobby’s had hij namelijk niet. Maar een verandering zag hij niet zitten, hij vond het prima zo: een paar keer per maand een lezing geven op een willekeurige plek in de wereld, daar ontspannen naar toe reizen, een beetje van de ‘lokale cultuur’ opsnuiven, een kort praatje houden en that’s it. In combinatie met wat onderzoek in het laboratorium kwam hij er bekaaid van af. Een prima job.

      Deze ontdekking betekende dat hij een stampvolle agenda had voor de komende zes maanden. Geen momenten van rust en bijna nooit thuis. Het vooruitzicht alleen al maakte zijn humeur donker.

Bas en Mildred hadden een fles champagne gevonden in een vergeten voorraadkast.

      ‘Niet echt koud, maar daar moet je maar even omheen kijken’, zei Mildred toen ze de bubbelende vloeistof in plastic bekertjes aan het schenken was. De prik sloeg direct dood in contact met het materiaal en Gib wimpelde het aanbod af. Hij zat gefocust naar het scherm te kijken in de hoop alsnog een foutje te vinden. Toen iedereen luidkeels met elkaar proostte, stond Gib op om weg te gaan. Hij griste zijn jasje van de stoel en beende op hoge poten het gebouw uit.

Neuken! Nu!

Hoofdstuk I van het verhaal Het Elementaire Deeltje uit 2017.